Strafrechtelijk onderzoek in gsm of pc

Terug naar het overzicht

04 juli 2021

Strafrechtelijk onder­zoek in gsm of pc

Onder­zoek­ers hebben in het kad­er van een strafrechtelijk onder­zoek ver­re­gaande bevoegdhe­den. Zij mogen ‑steeds met toestem­ming van een rechter- bin­nenkomen, kas­ten open­trekken, uw finan­ciën nagaan. Maar heeft u het recht om u wacht­wo­ord van uw smart­phone of lap­top niet te geven?

Onder­zoek in het digitale

Bij het begrip strafrechtelijk onder­zoek’ denkt u wellicht in eerste instantie aan bin­nen­val­lende poli­tie die kas­ten en schuiv­en leeg­mak­en en soms ook voor­w­er­pen in beslag nemen.
Bij finan­ciële mis­dri­jven loopt zo’n onder­zoek vaak heel dis­creet. Gegevens wor­den opgevraagd bij finan­ciële instellin­gen of bij inter­net­providers.
Uitein­delijk zullen de speur­ders dan ook aan­klop­pen bij de hoofd­ver­dacht­en. De lade waar de onder­broeken bewaard wor­den zal hen wellicht min­der inter­esseren, de lap­top en de smart­phone des te meer.

Non-incrim­i­natiebe­gin­sel

Het non-incrim­i­natiebe­gin­sel vin­den we terug in artikel 6 van het Europees Ver­drag van de Recht­en van de Mens (EVRM). Op basis van dit artikel is een ver­dachte niet ver­plicht te antwo­or­den op vra­gen die de onder­zoek­ers hem stellen. Het zwi­j­grecht is gebaseerd op dit non-incriminatiebeginsel.

Medew­erk­ingsplicht

Maar ons strafwet­boek bevat ook een bepal­ing die zegt dat “eenieder van wie hij (n.v.d.r. de onder­zoek­srechter) ver­moedt dat hij een bij­zon­dere ken­nis heeft van het infor­mat­icas­ys­teem dat het voor­w­erp uit­maakt van de zoek­ing (…) [kan] beve­len inlichtin­gen te ver­strekken over de werk­ing ervan en over de wijze om er toe­gang toe te verkri­j­gen…“
Wie hier niet aan meew­erkt, kan een gevan­genis­straf oplopen van 6 maan­den tot 3 jaar of een geld­boete die kan gaan tot 160.000 euro.

Non-incrim­i­natiebe­gin­sel ver­sus medewerkingsplicht

Hoe ver­houden dat recht en de plicht zich tot elka­ar: kan een onder­zoek­er u ver­plicht­en het wacht­wo­ord van een lap­top, de pin­code van een gsm, de encryp­tion­key van data, … te over­handi­gen als vast­staat dat u zichzelf daar­door incrim­i­neert’.

Begin 2020 liet ons hoog­ste gerecht­shof, het Hof van Cas­satie, haar licht hierop schi­j­nen.
In het geval dat werd voorgelegd werd de ver­dachte gevraagd om de code te geven van twee gsm-toestellen waarover deze beschik­te. De per­soon weigerde dit echter.
Het hof van beroep van Gent sprak de ver­dachte vrij in 2019, pre­cies omdat hij zichzelf zou beschuldigen als hij de code zou vrijgeven.

Maar het Hof van Cas­satie ziet dat heel anders: “het zwi­j­grecht en het recht zichzelf niet te beschuldigen, zoals uit­gelegd door het Europees Hof voor de Recht­en van de Mens, ver­bieden echter niet dat aan een ver­dachte een strafrechtelijk gesanc­tion­eerde infor­matieplicht wordt opgelegd met het oog op het verkri­j­gen van mater­iële bewi­jse­le­menten die, zoals hier, sta­tisch zijn, onafhanke­lijk van zijn wil bestaan en als dus­danig geen zelf-incrim­inerende aard hebben; dit is te vergelijken met het verkri­j­gen van bio­metrische gegevens op grond waar­van bewi­js­ma­te­ri­aal kan wor­den gevonden.”

Het Hof van Cas­satie stelt verder ook nog vast dat de poli­tie de gsm bij de ver­dachte heeft gevon­den en daar­bij geen dwang heeft uit­geoe­fend. Het staat ook vast dat ver­dachte de codes kende. Het Hof meent dan ook dat de ver­dachte de codes had moeten geven.

Het Grondwet­telijk Hof

Gelijk­ti­jdig met de pro­ce­dure voor het Hof van Cas­satie liep er ook een pro­ce­dure voor het Grondwet­telijk Hof (arrest nr. 282020). De medew­erk­ingsplicht staat in ons nation­aal recht, het non-incrim­i­natiebe­gin­sel komt uit het EVRM. Dat is een hogere rechtsgrond.

Het hof geeft een iets gen­u­anceerder antwo­ord. Het maakt een onder­scheid tussen enerz­i­jds infor­matie vra­gen over de werk­ing van het infor­mat­icas­ys­teem en over de wijze om toe­gang te kri­j­gen tot het sys­teem en anderz­i­jds de ver­dachte vra­gen om zelf bepaalde ver­richtin­gen uit te voeren op het infor­mat­icas­ys­teem zoals het doen func­tioneren van het sys­teem of het zoeken van elek­tro­n­is­che gegevens.
De code vra­gen om toe­gang te kri­j­gen tot infor­matie valt niet onder het recht om niet mee te werken aan zijn eigen beschuldig­ing. Actief deel­ne­men aan de ver­richtin­gen die in het infor­mat­icas­ys­teem wor­den uit­gevo­erd, dat wil zeggen actief deel­ne­men aan de verza­mel­ing van bewi­jzen van het mis­dri­jf, valt daar wel onder.

Ook voor het Grondwet­telijk Hof belet het non-incrim­i­natiebe­gin­sel dus niet dat een ver­dachte ver­plicht wordt om toe­gang te ver­lenen tot de infor­mat­icas­ys­te­men (lap­tops, gsm’s, data) waar hij mee werkte.

De recht­spraak laat echter wel een open­ing voor de ver­dachte die kan aan­to­nen dat hijzelf niet of niet meer over de toe­gangscode beschikt. Het zal aan de rechter zijn om te oorde­len hoe geloofwaardig dat argu­ment is.