Ook in 2021 belastingvrijstelling voor COVID-19-steun

Terug naar het overzicht

25 augustus 2021

Ook in 2021 belast­ingvri­jstelling voor COVID-19-steun

Kort na de aan­vang van de coro­nacri­sis in maart 2020 wer­den door de ver­schil­lende over­he­den in snel­tem­po ste­un­maa­trege­len uit­gevaardigd die de onderne­min­gen in lock­down moesten helpen over­leven. Om te ver­mi­j­den dat de finan­ciële ste­un van gewest­en, gemeen­schap­pen, provin­cies of gemeen­ten deels in de fed­erale schatk­ist zouden belanden, is die ste­un belast­ingvrij. Die belast­ingvri­jstelling werd een tijd­je gele­den ver­lengd tot 31 decem­ber 2021.

De eerste maatregelen

De wet van 29 mei 2020 houdende diverse drin­gende fis­cale bepalin­gen ten gevolge van de COVID-19-pan­demie voorzi­et dat de ver­goedin­gen die wor­den toegek­end in het kad­er van ste­un­maa­trege­len genomen door de gewest­en, gemeen­schap­pen, provin­cies en gemeen­ten, onder bepaalde voor­waar­den vri­jgesteld zijn van belastingen.

Het gaat zow­el om natu­urlijke per­so­n­en onder­wor­pen aan de per­so­n­en­be­last­ing (of aan de belast­ing van niet-inwon­ers (natu­urlijke per­so­n­en)) als om belast­ing­plichti­gen onder­wor­pen aan de ven­nootschaps­be­last­ing (VenB) of aan de belast­ing van niet-inwon­ers ven­nootschap­pen (BNI/​ven.).

De vri­jstelling geldt voor de finan­ciële ste­un die door de gewest­en, gemeen­schap­pen, provin­cies en gemeen­ten wer­den toegek­end voor de economis­che gevol­gen die belast­ing­plichti­gen ondervin­den naar aan­lei­d­ing van de COVID-19-pandemie.

Er zijn echter enkele voorwaarden:

de ver­goed­ing vormt geen directe of indi­recte ver­goed­ing in ruil voor de lev­er­ing van goed­eren of het ver­lenen van diensten;

in de regeling op grond waar­van de ver­goed­ing wordt ver­leend, is uit­drukke­lijk bepaald dat die ver­goed­ing wordt ver­leend om aan de recht­streekse of onrecht­streekse economis­che of sociale gevol­gen van de COVID-19-pan­demie het hoofd te bieden;

de ver­goed­ing wordt betaald of toegek­end tussen 15 maart 2020 en 31 decem­ber 2020.

Noteer: deze ver­goedin­gen zijn vri­jgesteld van inkom­sten­be­last­ing en u diende ze ook niet aan te geven. Toch zullen ze wel ver­schi­j­nen op de bereken­ingsno­ta bij het aanslag­bil­jet in de per­so­n­en­be­last­ing. Dit wordt gedaan omdat er voor de toeken­ning van inkomen­safhanke­lijke voorde­len wel reken­ing gehouden zal wor­den met die vri­jgestelde vergoedingen.

De infor­matie komt direct van de toeken­ners van de vergoedingen.

In de ven­nootschaps­be­last­ing wer­den de ont­van­gen som­men in principe als opbrengst opgenomen in het resul­taat van het belast­bare tijd­perk waarin ze wer­den verkre­gen. De vri­jstelling loopt via een aan­pass­ing in meer van de begin­toe­s­tand van de reserves.

Ver­leng­ing van de maatregelen

De vri­jstelling was aan­vanke­lijk beperkt tot ver­goedin­gen betaald of toegek­end tussen 15 maart en 31 decem­ber 2020.

Maar de gezond­hei­d­scri­sis was eind 2020 nog niet voor­bij. Daarom werd de vri­jstelling ver­lengd via een wet van 20 decem­ber 2020. De vri­jstelling geldt daar­door ook voor ste­un betaald of toegek­end tot en met 31 maart 2021.

Met een wet van 2 april 2021 werd de vri­jstelling nog eens ver­lengd, nl. tot en met 31 decem­ber 2021.

Dus ook voor finan­ciële ste­un ont­van­gen in 2021 zal u een belast­ingvri­jstelling. De voor­waar­den en modaliteit­en van de vri­jstelling bli­jven ongewijzigd.

Terug­be­tal­ing

Wat aan­vanke­lijk niet geregeld was, was de mogelijke terug­be­tal­ing van finan­ciële ste­un. Als een onderne­mer ten onrechte (belast­ingvri­je) ste­un heeft ont­van­gen, dan is de terug­be­tal­ing geen aftrek­bare beroepskost.