Het financieel plan voor vennootschappen: wat is nieuw?

Terug naar het overzicht

18 april 2020

Het finan­cieel plan voor ven­nootschap­pen: wat is nieuw?

Het Wet­boek van Ven­nootschap­pen en Verenigin­gen (WVV) ver­plicht u om bij de opricht­ing van een BV, CV of NV een finan­cieel plan op te stellen. Die ver­plicht­ing bestond voorheen ook maar wordt nu meer dwin­gend en ruimer.

Een finan­cieel plan heeft eigen­lijk twee doelen

In eerste instantie wil men de oprichter lat­en nadenken over zijn besliss­ing een ven­nootschap op te richt­en. Is er overeen­stem­ming tussen de activiteit die hij/​zij wil aan­van­gen en het kap­i­taal dat daar­voor ter beschikking wordt gehouden.
In tweede instantie wil men de beperk­te aansprake­lijkheid ook voor­be­houden voor wie op een ern­stige manier een zaak wil opstarten. Die beperk­te aansprake­lijkheid beperkt uit­er­aard ook de onderliggende waar­borg van de schuldeis­ers van de ven­nootschap. Wie een ven­nootschap opricht met onvol­doende mid­de­len, mis­lei­dt eigen­lijk de schuldeisers.

Oprichter­saansprake­lijkheid

Als blijkt dat bij de opricht­ing het aan­vangsver­mo­gen onto­ereik­end was voor de nor­male uitoe­fen­ing van de voorgenomen bedri­jvigheid over ten min­ste twee jaar, dan zijn de oprichters hoofdelijk aansprake­lijk voor de verbin­tenis­sen van de ven­nootschap als ze fail­li­et wordt verk­laard bin­nen drie jaar na de verkri­jging van de rechtsper­soon­lijkheid.
Wie in welke mate aansprake­lijk is, wordt bepaald door de rechter op het moment van de faillietverklaring.

Onder­scheid tussen oprichters en inschrijvers

Noteer dat het WVV een onder­scheid maakt tussen oprichters en inschri­jvers. In principe is iedereen die bij de opricht­ingsak­te ver­schi­jnt, een oprichter. Maar in een BV en een NV kan men in de opricht­ingsak­te spec­i­fiek aan­duiden wie er oprichter is. De oprichters moeten als aan­deel­houd­ers wel samen ten min­ste een derde van de aan­de­len bezit­ten. Iedereen die niet werd aange­duid is dan inschri­jver. Dit betekent dat zij zich beperken tot de inschri­jv­ing op aan­de­len tegen een inbreng in geld.
Ook in een CV is er een onder­scheid tussen oprichters en inschri­jvers maar daar moeten er min­stens 3 oprichters zijn.

Wat moet het finan­cieel plan bevatten?

1. een nauwkeurige beschri­jv­ing van de voorgenomen bedri­jvigheid;
2. een overzicht van alle financier­ings­bron­nen bij opricht­ing en evt. de ver­strek­te zek­er­he­den;
3. een open­ings­bal­ans;
4. gepro­jecteerde bal­ansen na twaalf en vier­en­twintig maan­den;
5. een gepro­jecteerde resul­taten­reken­ing na twaalf en vier­en­twintig maan­den;
6. een begrot­ing van de verwachte inkom­sten en uit­gaven voor een peri­ode van min­stens twee jaar na de opricht­ing;
7. een beschri­jv­ing van de gehanteerde hypothe­ses bij de schat­ting van de verwachte omzet en de verwachte rentabiliteit;
8. indi­en van toepass­ing, de naam van de externe deskundi­ge die bij­s­tand heeft ver­leend bij de opmaak van het finan­cieel plan.

De bal­ansen en de resul­taten­reken­ing bij de oprichting

In principe bevat een open­ings­bal­ans het­z­ij een inbreng in geld (con­creet een bankreken­ing op het actief en een inbreng op het passief) het­z­ij in natu­ra (con­creet de staat van de acti­va en pas­si­va die voortvloeit uit het ver­slag van de bedrijfsrevisor).

De gepro­jecteerde bal­ansen wor­den opgesteld op basis van de financier­ings­be­hoefte. Die financier­ings­be­hoefte hangt af van de voorgenomen bedri­jvigheid en de bij­zon­der­he­den van de onderne­m­ing (investerin­gen, afschri­jv­ings­beleid, voor­raden, betal­ingsvoor­waar­den, enz.). De gepro­jecteerde bal­ansen wor­den opge­maakt vol­gens het microschema van de jaar­reken­ing maar de oprichters mogen ook het verko­rt of volledig schema opmak­en.
Bij de gepro­jecteerde resul­taten­reken­ing moet gebruik gemaakt wor­den van de bru­tomarge’ en niet van de omzet’.
De gepro­jecteerde bal­ansen en de gepro­jecteerde resul­taten­reken­ing mogen een andere peri­od­iciteit dan twee peri­odes van twaalf maan­den hebben op voor­waarde dat ze in totaal betrekking hebben op een peri­ode van min­stens twee jaar na de opricht­ing. Dat is bijvoor­beeld van belang als de eerste boek­jaren kor­ter of langer zijn dan 12 maanden.

Begrot­ing van inkom­sten en uitgaven

Het finan­cieel plan moet de verwachte inkom­sten en uit­gaven ver­melden voor een peri­ode van min­i­maal twee jaar na de opricht­ing. Dit zal in principe de vorm aan­nemen van een kasstro­mentabel. Deze tabel moet toe­lat­en om te bereke­nen of het aan­vangsver­mo­gen bij opricht­ing toereik­end is voor de uitoe­fen­ing van de nor­male bedri­jvigheid gedurende ten min­ste twee jaar.

De verwachte omzet en de verwachte rendabiliteit

Ten slotte moet het finan­cieel plan ook een beschri­jv­ing bevat­ten van de gehanteerde hypothe­ses bij de schat­ting van de verwachte omzet en de verwachte rentabiliteit. De bedoel­ing is dus om een real­is­tis­che beci­jfer­ing te bren­gen van de omzet. De oprichters moeten dus aangeven wat zij zien zit­ten als een te realis­eren haal­baar activiteitsvol­ume en wat een real­is­tis­che pri­jszetting zou zijn.
Het finan­cieel plan moet met andere woor­den de redener­ing bevat­ten die de basis vormt voor de voorgenomen omzet.