De consumptiecheque

Terug naar het overzicht

26 augustus 2020

De con­sump­tiecheque

Het duurde even vooraleer het ook offi­cieel in het Staats­blad stond maar op 17 juli 2020 was het zo ver: een nieuw artikel 19quinquies in het konin­klijk besluit van 28 novem­ber 1969. In het Ned­er­lands: de consumptiecheque.

Het KB van 1969

Het konin­klijk besluit van 28 novem­ber 1969 is een belan­grijk stuk­je wet­gev­ing voor de toepass­ing van de sociale zek­er­heid. Het bepaalt wie onder­wor­pen is aan de sociale zek­er­heid en vooral, wat als loon beschouwd moet worden.

Voor de toepass­ing van de sociale zek­er­heid is zowat alles wat de werkgev­er aan de werkne­mer betaalt, een vorm van loon. In artikel 19 vin­den we een lijst van ver­goedin­gen die vol­gens het algemene principe als loon zouden gezien wor­den zoals vakantiegeld, ecocheques, maalti­jd­cheques, enz. Maar bij elk van die bepalin­gen lezen we ook onder welke voor­waar­den de ver­goed­ing toch niet als loon zal beschouwd wor­den (en er dus ook geen sociale zek­er­heid ver­schuldigd is).

De vijfde vrijstelling

Artikel 19 zelf regelt de sociale zek­er­heid voor vakantiegeld. Daar­na hebben we maalti­jd­cheques (19bis), sport- en cul­tu­urcheques (19ter) en ecocheques (19quarter). Daar komt nu dus een vijfde bij­zon­dere regeling bij: de con­sump­tiecheques (19quinquies).

Con­sump­tiecheques zijn in principe dus loon maar de vri­jstelling is mogelijk. Voor die vri­jstelling moeten niet min­der dan 8 voor­waar­den vervuld worden.

De cheque mag niet wor­den ver­leend ter ver­vang­ing of ter omzetting van loon, pre­mies, voorde­len in natu­ra of van enig ander voordeel of van een aan­vulling bij het voor­gaande, dat al dan niet bij­drageplichtig is voor de sociale zek­er­heid. Met deze voor­waarde wil de regering ver­mi­j­den dat de vri­jstelling een kost zou beteke­nen voor de RSZ. Nu heeft het extra loon geen impact op de opbreng­sten uit de RSZ-bij­dra­gen: niet posi­tief, maar ook niet negatief;

De toeken­ning van de cheque moet ver­vat zijn in een cao op het niveau van de sec­tor of de onderne­m­ing. Als dat niet mogelijk is, dan kan de con­sump­tiecheque ook via een indi­vidu­ele overeenkomst toegek­end worden;

De waarde van de een cheque mag niet meer bedra­gen dan 10 euro en de werkgev­er mag een werkne­mer max­i­maal 300 euro aan cheques toekennen;

De cheque mag niet omgeruild wor­den in geld;

De cheque is op naam;

De cheques zijn geldig tot en met 7 juni 2021, d.i. 12 maan­den te reke­nen vanaf de datum dat hore­ca weer open mocht;

De werkgev­er mag dit soort cheques uitreiken tot en met 31 decem­ber 2020.

De beste­d­ing

De acht­ste en laat­ste voor­waarde betre­ft de aan­wend­ingsmo­gelijkhe­den van de cheque. Die kan namelijk enkel besteed wor­den bij in de hore­ca­sec­tor, in de (erk­ende) cul­turele sec­tor of in erk­ende sportv­erenigin­gen. De cheques kun­nen ook wor­den gebruikt in klein­han­del­sza­k­en die tij­dens de lock­down ver­plicht langer dan één maand ges­loten waren.

Alle werkgev­ers en meer

Bij­zon­der is wel dat iedereen die de hoger opge­somde voor­waar­den respecteert de con­sump­tiecheque kan uit­geven. Het hoeft dus niet noodza­ke­lijk te gaan om een werkgev­er. Ook een lokaal bestu­ur kan de cheques uit­geven en in dat geval is het zelfs mogelijk om de beste­d­ing van de cheques geografisch te beperken (lees: enkel geldig in eigen stad).

Fis­caal

Ook fis­caal is de con­sump­tiecheque hele­maal geregeld: de Coro­na III-wet, een wet die aller­lei fis­cale bepalin­gen bevat voor de relance van onze economie, voorzi­et een vri­jstelling per­so­n­en­be­last­ing voor wie de cheque kri­jgt.
Sterk­er nog: de onderne­m­ing die de cheque aan zijn per­son­eel geeft, kan de kost van de con­sump­tiecheque wel degelijk aftrekken.

Niet te ver­war­ren met koopkrachtcheques

Eind mei diende enkele PS-par­lementsle­den een voors­tel in “tot ver­sterk­ing van de koop­kracht en tot onder­s­te­un­ing van de relance van de economie na afloop van de COVID-19-cri­sis”. Ook dit wetsvoors­tel werkt met een cheque: de mensen met een beroepsinkomen of een ver­vang­ingsinkomen van max­i­maal 2.000 euro net­to per maand zouden vol­gens het voors­tel tien “koop­krachtcheques” ont­van­gen, voor een bedrag van 200 euro in totaal. Dit voors­tel was nog niet goedgekeurd op het ogen­blik dat het par­lement aan zijn vakantie begon.

Suc­cesver­haal?

Of de con­sump­tiecheque een suc­ces wordt, is nog af te wacht­en. Som­mige werkgev­er­sor­gan­isaties menen dat de onderne­min­gen in deze cri­sis­pe­ri­ode niet meteen de inten­tie of zelfs de mogelijkheid hebben om hun per­son­eel een extra bonus te geven. Mogelijk­er­wi­jze houden zij liev­er de vinger op de knip.