De boekhoudkundige verwerking van de wederopbouwreserve

Terug naar het overzicht

15 juli 2021

De boekhoud­kundi­ge ver­w­erk­ing van de wederopbouwreserve

De CBN heeft een advies gepub­liceerd over de boekhoud­kundi­ge ver­w­erk­ing van de wederop­bouwre­serve. De wederop­bouwre­serve is één van belan­grijk­ste maa­trege­len die onderne­min­gen moet toe­lat­en zich na de pan­demie te her­pakken. Hoe gaat die wederop­bouwre­serve in de praktijk?

Fis­caal

De wederop­bouwre­serve laat ven­nootschap­pen toe hun solv­abiliteit­sposi­tie te her­stellen. Ven­nootschap­pen die hun win­sten, van aanslag­jaar 2022 tot aanslag­jaar 2024 niet uitk­eren maar in de eigen onderne­m­ing houden, geni­eten een belast­ingvri­jstelling op die sommen.

De wederop­bouwre­serve is niet onbeperkt.
Ten eerste is de wederop­bouwre­serve beperkt tot het (boekhoud­kundig) ver­lies van het boek­jaar dat afs­luit in 2020 (ven­nootschap­pen die hun boek­jaar afs­luiten tussen 1 jan­u­ari en 30 juni 2020 mogen opteren voor boek­jaar 2021). Stel dat de ven­nootschap afs­luit met een ver­lies van 1.000, dan mag de ven­nootschap een reserve aan­leggen die in totaal (!) niet meer bedraagt dan die 1.000… dus niet elk jaar opnieuw 1.000.
Ten tweede wordt de wederop­bouwre­serve (elk aanslag­jaar opnieuw) beperkt tot de belast­bare gere­serveerde winst van het belast­baar tijd­perk vast­gesteld vóór de samen­stelling van vri­jgestelde reserve .
Ten slotte mag de wederop­bouwre­serve in geen geval meer bedra­gen dan 20 miljoen euro.

Verder zijn er enkele voorwaarden:

de wederop­bouwre­serve is onder­wor­pen aan de onaan­tast­baarhei­dsvoor­waarde. Dit houdt in dat de gere­serveerde winst op geen enkele manier mag uit­ge­keerd wor­den want dan wordt het belastbaar;

de ven­nootschap voerde sinds 12 maart 2020 geen kap­i­taalver­min­der­ing uit, geen inkoop van eigen aan­de­len. Ze mag even­min div­i­den­den uit­ge­keerd hebben.

Boekhoud­ing

Bedri­jfsver­lies
De eerste beperk­ing van de wederop­bouwre­serve is die van het boekhoud­kundig ver­lies. De CBN beves­tigt dat hier­mee bedoeld wordt: het negatief ver­schil tussen de bedri­jf­sop­breng­sten en bedri­jf­skosten zoals dit voort­spruit uit het mod­el van de bij de Nationale Bank van Bel­gië neergelegde jaar­reken­ing in code 9901. Er wordt geen reken­ing gehouden met de overige resul­tat­en van de ven­nootschap zoals de finan­ciële opbreng­sten, de finan­ciële kosten en het belastingresultaat.

Reserve
De tweede beperk­ing is het bedrag van de belast­bare gere­serveerde winst van het belast­baar tijd­perk vast­gesteld vóór de samen­stelling van de vri­jgestelde reserve bedoeld in artikel 194quater/​1 van het WIB 92. Con­creet gaat het om het gere­serveerde resul­taat ver­min­derd met onder meer som­mige meer­waar­den op aan­de­len, terugne­min­gen van vroegere in ver­wor­pen uit­gaven opgenomen waarde­v­er­min­derin­gen op aan­de­len en de defin­i­tieve vri­jstelling tax shelter.

Onaan­tast­baarhei­dsvoor­waarde
Om de vri­jstelling te kri­j­gen en te behouden, moet de reserve op één of meer afzon­der­lijke rekenin­gen van het passief geboekt wor­den en mogen deze rekenin­gen niet tot grond­slag dienen voor de bereken­ing van de jaar­lijkse dotatie aan de wet­telijke reserve of van enige beloning of toekenning.

Terug­name

De vri­jstelling wordt teruggenomen als de ven­nootschap één van de vol­gende ver­richtin­gen stelt:

een inkoop van eigen aan­de­len (ten belope van de waarde van de inkoop);

div­i­den­den (ten belope van het bedrag van het dividend);

een kap­i­taalver­min­der­ing (ten belope van het bedrag van de kapitaalvermindering).

Er is ook een terug­name als bin­nen de resul­taten­reken­ing van de ven­nootschap onder de post 620 (Bezoldigin­gen en recht­streekse sociale oorde­len) een bedrag is opgenomen onder een drem­pel van 85% van het bedrag dat voor dezelfde post is vast­gesteld op de afs­luit­da­tum van het boek­jaar dat is geëindigd in 2019. Dit betekent in realiteit dat als de tew­erk­stelling in de onderne­m­ing daalt na het aan­leggen van de wederop­bouwre­serve, de vri­jstelling wordt teruggenomen.

Voor­beeld 1

Een ven­nootschap boek­te in 2019 op de post 620 “Bezoldigin­gen en recht­streekse sociale voorde­len” een bedrag van 100.000 euro. Het bedri­jfsver­lies van boek­jaar 2020 bedraagt 200.000 euro.

De belast­bare gere­serveerde winst van boek­jaar 2021 (vóór aan­leg van de wederop­bouwre­serve) is 350.000 euro. De ven­nootschap legt dat boek­jaar een wederop­bouwre­serve aan van 200.000 euro (meteen het maximumbedrag).

In boek­jaar 2022 blijkt de post 620 gedaald van 100.000 naar 80.000 euro. Dat ligt onder de lim­i­et van 85%. Daarom moet de wederop­bouwre­serve teruggenomen wor­den ten belope van 5.000 euro.

In boek­jaar 2023 daalt de post 620 verder naar 70.000 euro. Dat jaar kan de ven­nootschap geen bijkomende reserve boeken omdat in 2021 meteen het max­i­mum werd gere­serveerd. De ven­nootschap moet nu 10.000 euro terugne­men van de belast­ingvri­je reserve.

Voor­beeld 2

Een ven­nootschap heeft in 2019 op de post 620 “Bezoldigin­gen en recht­streekse sociale voorde­len” een bedrag van 100.000 euro. Het bedri­jfsver­lies in boek­jaar 2020 bedraagt 250.000 euro. De post 620 daalde naar 90.000 euro.

In boek­jaar 2021 bedraagt de belast­bare gere­serveerde winst van het belast­baar tijd­perk vast­gesteld vóór de samen­stelling van de vri­jgestelde wederop­bouwre­serve 100.000 euro en de ven­nootschap legt een wederop­bouwre­serve van 100.000 euro aan.

In boek­jaar 2022 bedraagt de post 620 nog 80.000 euro De belast­bare gere­serveerde winst van het belast­baar tijd­perk vóór de vri­jgestelde wederop­bouwre­serve is nu 180.000 euro.
Hoeveel mag de ven­nootschap in 2022 nog bijboeken op de wederop­bouwre­serve? Er bli­jft nog 150.000 euro over (het bedri­jfsver­lies ‑eerste beperk­ing- was 250.000 euro, maar 100.000 werd al geboekt). 5.000 euro moet afgetrokken wor­den omdat de post 620 onder de lim­i­et van 85% daalde (85.000 — 80.000 euro).

Stel dat de ven­nootschap in boek­jaar 2023 een div­i­dend uit­keert van 60.000 euro. Het totaal van de post 620 is voor dat boek­jaar nog steeds 80.000 euro. Door de uitk­er­ing moet de ven­nootschap de vri­jstelling ten bedrage van het div­i­dend terugnemen.

Als in boek­jaar 2024 de ven­nootschap een div­i­dend uit­keert 200.000 euro, dan moet de wederop­bouwre­serve voor het overbli­jvend gedeelte van 185.000 euro (= 250.000 — 5.000 — 60.000) teruggenomen worden.