BTW op educatieve en wetenschappelijke evenementen: lokalisatiecriteria

Terug naar het overzicht

22 mei 2021

BTW op edu­catieve en weten­schap­pelijke even­e­menten: lokalisatiecriteria

Toe­gang tot weten­schap­pelijke en edu­catieve even­e­menten is onder­wor­pen aan BTW in het land waar het even­e­ment plaatsvin­dt en niet waar de afne­mer geves­tigd is. Bel­gië paste deze regel toe als het even­e­ment niet langer duurt dan één dag. Het Bel­gis­che stand­punt moet nu veran­deren naar aan­lei­d­ing van een Europees arrest.

Wat is een evenement?

Hoewel BTW een bij uit­stek Europese belast­ing is, zijn er toch heel wat ver­schillen in de toepass­ing van die wet­gev­ing in de ver­schil­lende lid­stat­en. Toe­gang tot weten­schap­pelijke en edu­catieve even­e­menten is daar een voor­beeld van. In gans Europa geldt als regel dat een even­e­ment aan BTW onder­wor­pen is in het land waar het even­e­ment plaatsvindt.

In Bel­gië was er lange tijd maar sprake van een even­e­ment als de duur ervan niet langer is dan één dag. Maar in Frankrijk bijvoor­beeld is er sprake van een even­e­ment als het niet langer duurt dan 7 dagen. In Ned­er­land maakt men een onder­scheid tussen “aan een even­e­ment deel­ne­men” en “toe­gang hebben tot een even­e­ment”.
Het gevaar op dubbele BTW of omge­keerd geen BTW, is niet denkbeeldig.

Het Europees Hof van Justitie

Het Europees Hof van Justi­tie werd ondervraagd over een dergelijke sit­u­atie (HvJ-EU, 13 maart 2019, zaak C‑647/17). Het betrof een Zweedse ven­nootschap (Srf kon­sul­ter­na), opgericht door een beroepsv­erenig­ing van boekhoud­ers. Die ven­nootschap ver­zorgde oplei­din­gen voor Zweedse boekhoud­ers. De oplei­din­gen ston­den enkel open voor belast­ing­plichti­gen van wie de zetel van de bedri­jf­suit­oe­fen­ing zich in Zwe­den bevin­dt of die daar een vaste inricht­ing hebben.
Som­mige van die oplei­din­gen wer­den buiten Zwe­den geor­gan­iseerd. Die buiten­landse oplei­din­gen duren 5 dagen met een onder­brek­ing van één dag.

Om zek­er te zijn vroeg Srf kon­sul­ter­na de mening van een Zweedse ver­sie van onze rul­ing­com­missie. Die com­missie antwo­ordde dat ook de buiten­landse oplei­din­gen beschouwd moeten wor­den als dien­stver­richtin­gen die plaatsvin­den in het land van de belast­ing­plichtige afne­mer (in casu, Zwe­den). Vol­gens deze com­missie moet het begrip „toe­gang tot even­e­menten” gezien wor­den als het recht om een bepaalde plaats te betre­den.
Maar in het geval van Srf kon­sul­ter­na gaat het om dien­sten die niet zozeer gaan over het recht om een bepaalde plaats te betre­den, maar eerder over het recht om aan een spec­i­fieke oplei­d­ing deel te nemen en dus is de BTW wel in Zwe­den ver­schuldigd en niet in Span­je (de 5‑daagse oplei­d­ing ging door in Pal­ma de Mallorca).

BTW op de plaats waar de dien­sten wor­den verbruikt

Het Europees Hof is steeds van oordeel geweest dat BTW zo veel mogelijk moet geheven wor­den op de plaats waar de goed­eren en dien­sten wor­den ver­bruikt. Dat betekent in casu op de plaats waar zij daad­w­erke­lijk plaatsvin­den, dus in de lid­stat­en waar die oplei­din­gen wor­den gegeven.

Terecht haalt Srf kon­sul­ter­na aan dat de admin­is­tratieve last op die manier wel erg zwaar wordt. Zij moeten immers Spaanse BTW aan­reke­nen. Hoewel het Hof dat erkent, meent zij toch dat dit geen reden mag zijn om de richtli­jn anders uit te leggen.

Stand­punt Bel­gis­che belastingadministratie

Bij­na twee jaar na het arrest past de Bel­gis­che belastin­gad­min­is­tratie haar stand­punt aan, aan deze besliss­ing: ze aan­vaardt dat de duur niet meer kan wor­den beschouwd als het enige doorslaggevend cri­teri­um om van een even­e­ment te kun­nen spreken. Ook andere cri­te­ria komen in aan­merk­ing, zoals het feit dat de edu­catieve activiteit­en op voor­hand zijn gep­land, op een spec­i­fieke plaats door­gaan en betrekking hebben op een vooraf omschreven onderwerp.

Voor­taan zal de Bel­gis­che admin­is­tratie er vanu­it gaan dat Bel­gis­che BTW ver­schuldigd is als het edu­catieve even­e­ment materieel plaatsvin­dt in Bel­gië en de duur­tijd niet langer is dan zeven kalen­derda­gen. Duurt het even­e­ment langer dan zeven dagen, dan zal de admin­is­tratie per indi­vidueel dossier een besliss­ing nemen en alle ele­menten van de even­e­ment in reken­ing brengen.

De admin­is­tratie nuanceert wel dat als het edu­catieve even­e­ment uit­slui­tend in een andere lid­staat plaatsvin­dt, de besliss­ing over de plaats van de dienst in eerste instantie in de andere lid­staat moet genomen worden.

Heeft het edu­catieve even­e­ment plaats in ver­schil­lende lid­stat­en, dan moet elke lid­staat voor zich uit­mak­en in welke mate BTW ver­schuldigd wordt in de lid­staat, voor wat betre­ft de edu­catieve even­e­menten die effec­tief op haar eigen grondge­bied plaatsvinden.