Alleenstaande ouder met een laag inkomen: nieuwe code in aangifte Personenbelasting aanslagjaar 2018

Terug naar het overzicht

04 mei 2018

Vanaf aanslag­jaar (aj) 2018 is er een nieuwe regeling voor alleen­staande oud­ers met een laag inkomen. Zij moeten in VAK II, RUBRIEK 5, code 1101 – 63 invullen, om te beves­ti­gen dat ze werke­lijk alleen wonen en kinderen ten laste hebben.

Zij mogen geen andere per­so­n­en inwo­nend hebben op hun adres op 1/1/2018. Uit­zon­derin­gen: descen­den­ten (kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen), ascen­den­ten (oud­ers, grootoud­ers, over­g­rootoud­ers), plee­goud­ers en pleegkinderen, broers en zussen.

Ver­hoging belast­ingvri­je som

Een eerste voordeel is de een ver­hoging van de gewone belast­ingvri­je som (BVS), die voor laagver­di­eners € 7.570 bedraagt, met € 1.000. Dit komt bovenop de reeds bestaande ver­hoging van de BVS die iedere alleen­staande oud­er kri­jgt van € 1.550, losstaand van hun inkomen. De ver­hoging geldt ook hier (zoals de € 1.550) voor bei­de co-oud­ers: niet alleen degene bij wie het domi­cilie is geves­tigd van de kinderen, maar ook bij de andere co-oud­er, en dit voor het volledi­ge bedrag (wordt dus niet ges­plitst in twee).

Een laag inkomen is hier het geza­men­lijk belast­baar inkomen (GBI), dat dan niet hoger mag zijn dan € 15.000. Dan is de ver­hoging max­i­maal, zijnde dus € 1.000. Vanaf € 15.001 wordt de € 1.000 dan afge­bouwd, waar­bij ze bij een GBI van € 19.000 her­leid wordt tot 0.

Voor­beelden:

  • Is uw GBI17.000, dan is de ver­hoging van de BVS gelijk aan € 500.

Bereken­ing: 19.00015.000=4.000 en 17.00015.000=2.000. Hier­door is uw BVS-ver­hoging: € 2.000/€ 4.000 X € 1.000 = € 500.

  • Bij € 16.000 kri­jg je aldus € 750
  • Bij € 18.000 wordt dit dan € 250.

De alleen­staande moet ook ver­plicht een min­i­mumbedrag van 3.200 aan geza­men­lijk belast­bare net­to beroepsinkom­sten (NBI) ver­di­enen. Dit is inclusief ziek­te-uitk­erin­gen maar exclusief werk­looshei­dsver­goedin­gen en pensioenen.

Er is ook een belast­ingkredi­et voorzien: d.w.z. dat wan­neer de alleen­staande geen belastin­gen moet betal­en, het niet genoten voordeel aan belast­ingver­min­der­ing wordt terug­be­taald, met een max­i­mum van € 440 per kind ten laste.

Belast­ingver­min­der­ing van kinderoppaskosten

Een tweede voordeel voor deze alleen­staande oud­ers is een ver­hoogde belast­ingver­min­der­ing bij kinderop­paskosten. Deze kosten, die fis­caal beperkt wor­den tot max­i­mum € 11,20 per kind en per opvangdag, geven aan­lei­d­ing tot een belast­ingver­min­der­ing van 45%. Voor hen wordt dit nu met 30 pro­cent­pun­ten opgetrokken tot 75% bij een max­i­mum GBI van € 15.000. Daar­na wordt de 75% gelei­delijk afge­bouwd tot 45% bij een inkomen van € 19.000. De bereken­ingswi­jze is vergelijk­baar met de afbouw van de ver­hoogde belast­ingvri­je som van € 1.000 (zie hoger). Ook hier wordt een belast­ingkredi­et toeges­taan, maar dan enkel voor de 30 extra procentpunten.